“Conclaaf” over pensioenen: waar is de bewegingsruimte?
%3Aquality(70)%3Afocal(3100x2662%3A3110x2672)%2Fcloudfront-eu-central-1.images.arcpublishing.com%2Fliberation%2FBOTJBK6TJVBDZFF4A5MQMAPN4A.jpg&w=1920&q=100)
Ten eerste bevestigt het rapport van de Rekenkamer de noodzaak om oplossingen te vinden voor het financieringsprobleem van ons pensioenstelsel. Ten tijde van de hervorming van 2023 werd dit deels betwist, omdat sommigen vonden dat het niet essentieel was. Het lijkt steeds onbetwistbaarder dat, zelfs als het exacte cijfer voor het tekort in het pensioenstelsel afhangt van de gemaakte aannames, het aanzienlijk en problematisch zou zijn als de hervorming van 2023 zou worden geannuleerd.
Als hervorming noodzakelijk is, zouden die dan ook op andere manieren kunnen plaatsvinden? Een eenvoudig alternatief, dat vaak wordt voorgesteld, is om de socialezekerheidsbijdragen van werkgevers te verhogen om de schatkist te spekken. In dit geval zijn er twee opties. Werkgevers geven deze verhoging door aan hun werknemers via lagere salarisverhogingen (uit een recent onderzoek van Bozio, Breda, Grenet en Guillouzic blijkt dat dit het geval was tijdens de verhoging van de Arrco-bijdragen begin jaren 2000). Dit betekent minder koopkracht voor werknemers, die hun salaris gedurende meerdere jaren zien stagneren. Ofwel geven werkgevers de premieverhoging niet door, waardoor de arbeidskosten stijgen, met de vrees dat dit ten koste gaat van de werkgelegenheid en het concurrentievermogen. Hoe dan ook, dit pad lijkt op zijn zachtst gezegd riskant.
Als we hiervan afwijken, wat kan er dan nog meer gebeuren?
Libération